27-11-12Illustratie Eliane Gerrits

‘En dan snijd je de taart aan, terwijl ondertussen de merels luid fladderend ontsnappen, en dan… ahhh, puur genieten.”

Voor de zaal staat schrijfster Francine Segan met gesloten ogen. Het lijkt alsof ze daadwerkelijk die taart proeft. Terwijl ik naar haar kijk, meen ook ik de zoete en hartige ingrediënten te proeven die ze in geuren en kleuren heeft beschreven. Het water loopt me in de mond.

Segan, een frêle vrouw, is gehuld in een strakke, en toch klassieke jurk. Ze praat niet alleen met haar handen, zoals het een Italiaanse betaamt, maar met haar hele lichaam.

Het publiek dat op deze donkere maandagavond naar de warme zaal is gekomen voor een lezing over eten ten tijde van Shakespeare, hangt aan haar fluweelrood gestifte lippen, terwijl ze spreekt over flamingotongen, gebraden zwanen, pauwentaarten en andere lekkernijen. Beeldend beschrijft ze de meerdere dagen durende banketten, de tafels gevuld met wijnfonteinen, kastelen gemaakt van peperkoek en een cake in de vorm van een hert gevuld met ‘bloed’ gemaakt van gekruide wijn. Met haar zwoele stem leest ze voor uit eeuwenoude recepten en toont foto’s van gerechten die ze zo goed en zo kwaad mogelijk heeft nagemaakt in haar New Yorkse keuken.

„Het eten destijds was verrukkelijk”, zegt ze. „Die recepten hebben vierhonderd jaar in een verstofte bibliotheek liggen wachten totdat iemand ze weer tot leven bracht. Wat een variëteit. Wat een verrassende combinaties. Die creativiteit.”

Ze leest raadsels voor, die ze verstopt tussen de ingrediëntenlijsten aantrof, bedoeld om de maaltijd te verluchtigen. Ze zijn dubbelzinnig, op het schunnige af, maar uit haar mond klinken ze als poëzie.

Ik heb niets met koken, nooit gehad, en opeens vraag ik me af wat ik allemaal wel niet gemist heb. Maar Francine is nog niet klaar.

„Afrodisiaca”, vertelt ze, „daar waren mensen destijds volledig door geobsedeerd. Als voedsel warm was, werd je volgens hen van binnen ook warm. En dat was wat je nodig had in die toch wel barre tijden. Warmte alvorens je ’s avonds je kille bed in kroop.”

De heer op leeftijd naast mij maakt het bovenste knoopje van zijn overhemd open.

„Eten was vooral gericht op het bouwen van seksuele eetlust”, gaat ze verder. „Men kon eindeloos debatteren of gestoofde pruimen nu wel of niet de prestatie in bed verbeterden en welke kruiden het lichaam tot het kookpunt verwarmden. Men schroomde ook in het geheel niet om frambozen op het menu aan te kondigen als tepelfruit.”

Ik ben inmiddels gesmolten voor deze Italiaans-Amerikaanse Francine. Alsof het nog niet genoeg is, laat ze schaaltjes rondgaan met bijzondere combinaties. Ik doop mijn vingers in gesuikerde komijn en lik ze af. Ze kijkt glimlachend toe en leest ondertussen een citaat voor van een meneer die zijn tafelgenoten zag eten met een metalen ding dat eruit zag als een drietand. Zouden die mensen soms niet weten hoe ze fatsoenlijk met hun handen kunnen eten?

„Maaltijden begonnen met zoetigheid”, zegt ze. „Zoet opent namelijk de smaakpapillen.” Ik realiseer me opeens dat ik een ongelooflijke honger heb. Ook in de zaal wordt men onrustig. Iedereen valt voor Francines charme. Ze is zelf een afrodisiacum. Deze dame smaakt naar meer.

Na de vragen staat men in de rij om haar boek te laten signeren. De sfeer is ingetogen, mensen staan dicht tegen elkaar aan.

Dan is het eindelijk tijd voor het diner. Ik zorg dat ik als eerste bij de feestelijk gedekte tafel ben. Snel verwissel ik de naamkaartjes. Vanavond is Francine mijn tafeldame.

Verschenen in NRC Handelsblad, 27 november 2012