2-5-13

 

Illustratie Eliane Gerrits

Tegenwoordig kun je bijna nergens ter wereld nog sterren aan de hemel zien staan. Er is eenvoudigweg te veel licht op aarde, waardoor het firmament in nevelen gehuld blijft. Er zijn mensen die zich daar druk over maken, die er diep in hun hart van overtuigd zijn dat naar sterren kijken een onderdeel is van ons menszijn. Een van hen is Freeman Dyson, een beroemde sterrenkundige hier in Princeton.

Elk jaar komt in dit stadje de kwestie straatverlichting aan de orde. Er is een speciale commissie die zich daarmee bezighoudt. De meningen zijn verdeeld. Meer verlichting betekent minder sterrenzicht, maar voor meer veiligheid is ook veel te zeggen. Elk jaar opnieuw weet Dyson, een fulltime werkende, bijna negentigjarige, deze commissie te overtuigen extra verlichting tegen te houden. En dat al meer dan een halve eeuw lang.

Dus is het hier in Princeton als de zon onder is aardedonker. Ook dat is een verschijnsel dat je op maar weinig plekken op aarde ziet.

Onbegrijpelijk vond ik dat. Ergerlijk vooral. Om te beginnen: autorijden is doodeng. Iedereen steekt hier namelijk zomaar zonder te kijken de straat over. Het liefst gehuld in een zwarte sweater met capuchon. Kinderen gaan er zonder meer van uit dat iedereen voor hen stopt. Dat komt omdat er elke ochtend en elke middag rondom alle scholen een leger politieagenten en klaar-overs klaar staat om alle verkeer stil te zetten voor elke landerige puber die het in zijn hoofd haalt de straat over te steken. Fietsers moeten hier weliswaar verplicht een helm op, maar van licht op de fiets heeft niemand gehoord.

Maar het leven stopt niet als de zon ondergaat. Kinderen, die niemand in het donker alleen over straat laat gaan, willen naar sport, naar clubjes, en naar hun vriendjes. En dus rijdt hier een leger rond van ouders en oppassen, aangevuld met hulpvaardige buren. Zo is míjn avond ook vanzelf ingevuld. Het begrip soccer mom komt tenslotte niet uit de lucht vallen.

Nu is voetbal, de favoriete sport van mijn oudste, nog overzichtelijk wat dit betreft. Twee keer vijfenveertig minuten, en hup de auto in. Maar mijn middelste doet lacrosse, een typisch Amerikaanse sport die duurt en duurt en duurt als het tegenzit. En zo stond ik gisteravond weer eens op mijn tot de tanden gewapende veertienjarige te wachten. Lacrosse is namelijk nogal een heftige sport. Met zwarte strepen op zijn blozende jongenswangen rende hij met zijn teamgenoten over een grasveldje, verlicht door wat tl-lampen. Met hun stokken en helmen waren het net Romeinse gladiatoren. Het eind van de wedstrijd was nog lang niet in zicht.

Ik wandelde een eindje van hen vandaan. Het was zo’n warme lenteavond, met een koel briesje. Geluiden klonken ver weg. Ik ging op het gras liggen en keek naar boven. En toen zag ik voor het eerst de sterrenhemel. Miljoenen flonkerende, kristalheldere sterren. De Melkweg, een vallende ster en hier en daar wat sterrenstof dat naar beneden dwarrelde. Ik had Dyson vervloekt, maar nu zag ik wat hij al die jaren zag. Ik voelde me groots en nietig.

Even later reed ik een moe stel kinderen naar huis. De strepen op hun wangen waren uitgelopen. Nu hun helmen af waren, waren het weer jongetjes. Traag reden we door een donkere nacht. In de huizen bewogen mensen als schimmen. De hemel schitterde na op mijn netvlies.

Verschenen in NRC Handelsblad, 2 mei 2013