27-8-13

 

De foodcourt is nu een vijf verdiepingen tellende sportschool.
Illustratie Eliane Gerrits

Malls, die gigantische anonieme winkelcentra waar alles te koop is, waren ooit symbolen van de Amerikaanse welvaart. Ze deden de rest van de wereld groen zien van jaloezie. Veel beveiliging, een overvloed aan eten, geruststellende achtergrondmuziek en een dak boven je hoofd. Shop till you drop. Wat kon een mens zich nog meer wensen?

Maar de magie is uitgewerkt: mensen zijn mall-moe. Veel van deze winkelcentra zijn gesloten en wanhopig op zoek naar een nieuwe bestemming. Ze liggen er verlaten bij, net zoals de spookstadjes in het Wilde Westen. De website deadmalls.com is gevuld met foto’s van spookmalls. Lugubere beelden van ingestorte daken, opengetrokken hekken en lege winkelgangen overgroeid met onkruid. Decors voor nachtmerries zijn het, sets voor horrorfilms. Hoe heeft het zover kunnen komen?

De koopkracht holde door de recessie achteruit. Vooral op luxeproducten werd bezuinigd en juist daarin grossierden de mallsmet hun winkeltjes gevuld met geurkaarsen, automatische wijnopeners en geluidloze massageapparaten. Giganten als Walmart, zogeheten big-box stores waar je alles in één winkel vindt, van onderbroek tot bloemkool, van apotheek tot nagelsalon, strijken nu de grote winsten op. Daarbij wordt online winkelen steeds populairder.

De laatste vijf jaar is er geen enkel nieuw winkelcentrum geopend in de Verenigde Staten. Vlak onder New York wordt al jarenlang gebouwd aan de zogenaamde American Dream Mall. Hij komt maar niet af. Bedrijven zijn nauwelijks nog geïnteresseerd om deze Amerikaanse droom te voltooien. Men overweegt nu er een overdekte skibaan of waterparadijs te vestigen.

Forrestal Village heet ons lokale dode winkelcentrum. Eind jaren tachtig werd het geopend, een toppunt van luxe. Het beloofde een succes te worden in deze draagkrachtige omgeving. Het bedrijf waar ik twintig jaar geleden werkte zat er om de hoek. We gingen af en toe naar de foodcourt om te lunchen: vijf verdiepingen vol eettentjes.

Maar van de grond kwam het niet. De meeste winkels vertrokken zo snel als ze gekomen waren, en enkele jaren na de opening werd het een outlet center. De eerste stap op weg naar het einde.

Omdat ik een verkeerde afslag neem, ben ik er opeens na al die jaren weer. Ach, waarom niet een kleine wandeling naar het verleden? Het is er griezelig uitgestorven. De namaak Romeinse fontein staat droog. De bloemenwinkel op Main Street bestaat nog, maar is midden op de dag gesloten. Een sanseveria voor het raam probeert de moed niet op te geven. Mijn mannelijke collega’s gingen hier elke Valentijnsdag tegen sluitingstijd rozen kopen. Die gaven ze bij thuiskomst aan hun geliefde, samen met lingerie van Victoria’s Secret, die ook al nergens meer te bekennen is.

Dan zie ik een paar mensen flink doorlopen. Gympen, een sporttas. Ik volg ze naar het gebouw waar vroeger de foodcourt was. Het is nu een vijf verdiepingen tellende sportschool. Binnen vind ik een wellness center, een bar, een fysiotherapiepraktijk, een stomerij, een sportkledingzaak en een kinderopvang. Elke dag geopend van ’s ochtends vijf tot ’s avonds elf. Er is een handvol sporters aan het trainen. Ergens achterin op de eerste etage zie ik plots een volledig overdekt zwembad. Door het glas staar ik naar de enige gasten. Een vader met zijn zoontje, een jongetje van een jaar of zes in een supermanzwembroekje.

Weer buiten struikel ik over een bordje van een dichtgetimmerd restaurant. Na het wegvegen van dorre bladeren, lees ik: happy hour.

Verschenen in NRC Handelsblad, 27 augustus 2013