19-11-13

 

Illustratie Eliane Gerrits

Woody Allen zei ooit: „Het is niet de vraag of er een verborgen wereld bestaat. De vraag is: hoe ver is het van Midtown en tot hoe laat is het open?”

Voor de Grammy Awards verliet hij Manhattan niet. Maar deze zondagmiddag legt hij de 50 mijl van zijn geliefde Midtown af voor een bezoek aan Princeton. Hij is er voor de opening van een tentoonstelling van zijn werk in de universiteitsbibliotheek waaraan hij sinds 1980 al zijn manuscripten schenkt. Voor deze gelegenheid wil hij best in een zaaltje wat vragen beantwoorden.

Hij ziet er enigszins gedesoriënteerd uit als hij binnenkomt. Een fragiele 77-jarige, gekleed als altijd in een corduroy broek en sleetse trui. Schichtig kijkt hij om zich heen door zijn zwarte bril. Maar als hij de eerste vraag krijgt – waar droomde hij vroeger van? – komt hij meteen op stoom.

„Als kind in Brooklyn”, begint hij, „was het altijd ellende. Thuis was er voortdurend ruzie. We waren ook nog eens arm. Ik droomde van het Manhattan dat ik kende uit films. Een prachtige plek, met een park om verliefd in rond te dwalen. ’s Avonds verlieten interessante mensen hun mooie appartementen om in chique clubs cocktails te drinken. Het echte Manhattan, waar ik elke dag met de bus heen reisde, leek overigens helemaal niet op dat uit de films. Het was er levensgevaarlijk. In Central Park was de kans groot om vermoord te worden. Op straat beroofde men elkaar.”

„Met mijn films wilde ik niets anders vastleggen dan mijn eigen romantische beelden. Dat deed ik met al mijn droomsteden.Midnight in Paris speelt in het Parijs waar ik verliefd zou willen zijn, hetzelfde geldt voor Vicky Cristina Barcelona. Mijn laatste film, Blue Jasmine, legt mijn gedroomde San Francisco vast.”

Wanneer iemand hem vraagt hoe het is om ouder te worden, krijgt zijn gezicht iets treurigs. „Laat niemand je wijsmaken dat je wijzer wordt of milder”, zegt hij. „Er gebeurt niks moois. Ik ben een romantische ziel. Ik wilde altijd maar één ding met mijn films: de tegenspeler zijn van de mooie jonge hoofdrolspeelster. En nu? Nu ben ik te oud om de minnaar van Scarlett Johansson te zijn. Ik zou haar grootvader kunnen zijn.” Voor in de zaal zit zijn vrouw. Ze is jong genoeg om zijn dochter te zijn.

Ik ben nooit geïnteresseerd geweest in politiek, zei Allen ooit. „Alleen in onoplosbare zaken. De eindigheid van het leven, het gevoel van zinloosheid en wanhoop en de onmogelijkheid van communicatie. De moeilijkheid van verliefd worden en blijven.” Hij haalt zijn hand verwoed door zijn haar. In deze oude man zit een jongetje dat hard aan het vechten is om te ontsnappen.

Later die middag bekijk ik de 48 dozen met filmscripts, toneelstukken en proza. Handgeschreven aantekeningen, die hij volgens zeggen in een diepe la stopte in de hoop er later door geïnspireerd te raken. Het script van Manhattan, geschreven met de Olympia typemachine die hij nog altijd gebruikt.

Dan valt mijn oog op de openingszinnen van Annie Hall. „Er is een oude grap over twee dames op leeftijd, die in een vakantieoord in de bergen zijn. Een van hen zegt: ‘Tjonge, het eten hier is echt heel slecht.’ De andere vrouw zegt: ‘Inderdaad. En van die kleine porties.’”

Daaronder staat: „Zo kijk ik tegen het leven aan. Een hoop ellende, pijn, angst en problemen. En voor je het weet is het voorbij.”

Verschenen in NRC Handelsblad, 19 november 2013