‘Je raadt nooit wat er bij Scott boven de eettafel hangt”, zegt mijn zoon. Hij is voor het eerst bij een nieuw vriendje thuis geweest. Een cool type, zo beschreef hij hem eerder, maar nu is hij blijkbaar van zijn stuk gebracht.
„Een schilderij van Jezus aan het kruis”, gaat hij verder. „Zo groot als de hele muur.”
„Tjonge”, antwoord ik. „Scott? Die verlegen jongen van voetbal?”
„Met druipend bloed en wonden”, zegt hij.
In Amsterdam was geen van zijn vrienden religieus, hier hangt vrijwel iedereen een geloof aan. Alleen al in Princeton, een klein stadje, zijn er vijfentwintig gebedshuizen. Die verscheidenheid aan geloven levert zelden problemen op, maar in the season to be jollyis men panische elkaar te kwetsen. In geen enkele openbare gelegenheid vind je de geringste verwijzing naar de geboorte van Jezus. Het woord Kerstmis wordt angstvallig vermeden.
Tijdens de voorbereidingen voor het traditionele buurtkerst, excuus, kinderfeest stond een goochelaar op de agenda. Nu hou ik erg van goochelaars, maar ik associeer die met alles behalve Kerst. „Liedjes”, opperde ik. „Moet er niet gezongen worden?” Oei, hier stuitte ik op een zee van weerstand. Er zijn namelijk nauwelijks geschikte liedjes te vinden waarin er toch niet stilletjes verwezen wordt naar het kindje Jezus. Nu ben ik erg voor politiek correct gedrag maar dit ging me wel erg ver. Ergens in mij begon een koppig kind te drammen om haar zin te krijgen. Zingen zouden ze, goddorie, die kinderen. Sinterklaas was ik al kwijt. Dit liet ik me niet afpakken.
Uiteindelijk kwam men met drie liedjes op de proppen. Frosty, de sneeuwpop met zijn happy soul. Jingle Bells, over hoe leuk het is om lachend in een open slee te rijden. En natuurlijk Rudolph, het rendier met zijn rode neus, de outcast, die wordt uitverkoren om de slee met de Kerstman te trekken. Vooruit dan maar.
Die middag stroomden de kinderen binnen. Ze hadden er zin in. Eindelijk brak het moment aan voor het gezang en werd het grut rond de piano verzameld. Voor de zekerheid werd er een briefje uitgedeeld met de tekst, zodat niemand per ongeluk Joy to the world! The lord is come, zou blèren. Het deed me goed dat alle aanwezige kleuters hard en vals zongen. Precies zoals het hoort. Kerstsfeer, zonder ook maar een verwijzing naar de aanleiding van dit feest. Toen danste geheel volgens de traditie Frosty het zaaltje binnen, gehuld in een watten pakje met een bezemsteel. Niemand keek ervan op, behalve mijn dochter, die dit een merkwaardige verschijning vond. „IsFrosty een man of een vrouw”, vroeg ze, waarop het wijsneuzige elfjarig meisje naast haar ernstig antwoordde: „Frosty is een he-she.”
Kijk, je kunt veel zeggen over onze politiek incorrecte Sinterklaas, met zijn zwartgeverfde slaafjes die allemaal dezelfde naam hebben, maar over zijn sekse is hij tenminste duidelijk.
De goochelaar kwam ook nog op het feestje langs, met zijn eigen kind, een mager bleekneusje in een driedelig pakje met stropdas. En nu hij er toch was, toverde hij ook meteen maar een konijn uit zijn hoge hoed.
„Happy Holidays”, zei Frosty – aha, een diepe basstem – bij ons vertrek.
Voor we de donkere nacht inliepen, draaide mijn dochter zich om. „Bye Frosty”, riep ze vrolijk. „Merry Christmas.”
Verschenen in NRC Handelsblad, 18 december 2012