In Amsterdam was ik me weinig bewust van de natuurkrachten. Het betekende hooguit het verschil tussen een rokje of een poncho op weg naar de supermarkt. In mijn geboortestad Roermond was het al anders. De Maas trad daar regelmatig buiten zijn oevers zodat kelders onder water liepen. Maar op die ene aardbeving in 1992 na, was de natuur ook daar redelijk voorspelbaar.
Hier in Amerika moet je wel degelijk met de elementen rekening houden. Zo kan prachtig zomers weer zonder waarschuwing omslaan in heftige stortregens die planten en bloemen neerknuppelen. De naweeën van orkaan Sandy die deze streek afgelopen oktober bij de keel greep, zijn nog steeds voelbaar. Er wordt dagelijks geld ingezameld voor de slachtoffers en nog steeds is niet alle schade hersteld. Zo liep gisteren in de supermarkt iemand van de dierenreddingsdienst rond met een schattig hondje in een gebreid truitje met de tekst: Ik heet Sandy, adopteer mij.
En dan zijn er de wilde dieren. Muizen deden haasje-over op de Amsterdamse keukentafel en mijn overbuurman viste met zijn tweelingzonen naar snoeken in de Herengracht. Vrij leuk en onschuldig allemaal. Hier hebben we in onze tuin in de categorie schattig: de eekhoorn, het konijn en de wasbeer. Maar aai die laatste niet, want de meeste zijn met hun hondsdolheid sluipmoordenaars.
In de categorie ergerlijk zijn er teken, waarvan het gros de ziekte van Lyme geeft. Die teken leven op de herten die een werkelijke plaag zijn. „Ratten met geweien” worden ze wel genoemd. Elke dag rijd je wel langs een dood hert in de berm. De eerste keer was ik daardoor erg van slag. Toch iets anders dan een geplette Amsterdamse stadsduif. Het zijn nogal gevaartes. Eens per jaar mag er officieel op gejaagd worden, met pijl en boog, de jager gehuld in fluorescerende kleding. Het is de enige dag waarop er geen herten te zien zijn.
Ik dacht dat de santenkraam compleet was met stinkdieren en grondmarmotten, logge dieren die vooral uit grijze haren lijken te bestaan. Maar vanmorgen werd de rust verstoord door een bericht van de middelbare school. Zo’n automatische boodschap die begint zodra je de telefoon opneemt. Kijk uit, er zijn beren gesignaleerd rondom de school. Voer ze niet en kijk ze niet in de ogen. Maak er ook geen foto’s van.
Mijn kinderen veerden op. Beren, daar wisten ze alles van. Een paar jaar terug op vakantie in de bergen van Colorado besloot ik dat mijn kroost een lesje orde en netheid verdiende en dat ze maar eens helemaal zelf de auto moesten gaan schoonmaken. Na een uur kwamen ze wild enthousiast het huis binnen. Er was zomaar een beer naar de auto gelopen. Mijn dochtertje wilde hem oppakken en aaien – beren zijn ook wel erg schattig – maar haar grote broers waren zo slim om in de achterbak te gaan zitten met de klep dicht. Vanaf de eerste rij hadden ze kunnen zien hoe een agent met een jachtgeweer het beest van de parkeerplaats verjoeg. So much voor een lesje verantwoordelijkheid.
„Niet de auto wassen vandaag”, zei mijn dochter vanochtend dan ook meteen. Vol verwachting vertrokken we naar school. We tuurden naarstig naar beren op de weg en reden zelfs een blokje om, maar behalve een enkel dood hert in de berm, was er geen beer te zien. En dat was toch wel een beetje jammer.
Verschenen in NRC Handelsblad, 18 juni 2013