Honey Boo Boo: de hedendaagse Saartjie Baartman.
Illustratie Eliane Gerrits
In de negentiende eeuw waren freakshows razend populair. Siamese tweelingen, dwergen, de vrouw met de baard, men kon er geen genoeg van krijgen. De Zuid-Afrikaanse slavin Saartjie Baartman werd in Londen en Parijs tentoongesteld als Hottentot Venus. Mensen vergaapten zich zonder enige terughoudendheid aan haar – in blanke ogen – ongewone lichaam. Saartjie waren gouden bergen beloofd, maar een blanke man streek al het geld op. Ze stierf jong na een ongelukkig leven. Zelfs hele families werden tentoongesteld. Zo kon je in 1883 op de wereldtentoonstelling in Amsterdam indianen en bosnegers met hut en al bezichtigen.
In onze tijd zijn er realityshows op televisie. Deze hebben net zo weinig met de werkelijkheid te maken als een indianendorp op het Museumplein. Er wordt een werkelijkheid gespeeld waarvan men denkt dat de kijker die wil zien. Hoewel het mijn soort amusement niet is – ik krijg er plaatsvervangende schaamtegevoelens van – is er wat mij betreft niets mis met volwassen mensen die zichzelf op de televisie te kijk zetten.
Anders vind ik het wanneer er kinderen bij betrokken zijn. Het kabelnetwerk TLC vertoont hier in Amerika de zeer populaire serieHere Comes Honey Boo Boo. De hoofdattractie van dit programma, dat een miljoenenpubliek trekt, is Alana Thompson, bijnaam Honey Boo Boo, een zevenjarig meisje uit een boerengehucht in Georgia. Ze werd ontdekt tijdens een eerdere freakshow, een schoonheidskoninginverkiezing voor kleuters. Kleine Alana met blonde pruik, sexy pakjes en roze gestifte tuitlippen laat te pas en te onpas haar mollige buikje zien. Ze heeft een grote mond en vertoont gedrag dat nog het meest doet denken aan een ADHD’er die speed heeft gebruikt.
Achter de schermen zien we hoe moeder June haar voor elk optreden een fles drank aan de mond zet dat ze go go sap noemt. Het is de frisdrank Mountain Dew gemengd met Red Bull. Kortom, een overdosis suiker plus een dubbele espresso. „Kom op, Honey Boo Boo”, moedigt ze haar dochtertje vanuit het publiek aan. „Doe maar lekker gek!”
Of moeder June dat niet raar vindt? „Welnee”, zegt ze. „Ik had haar ook alcohol kunnen geven.” Zelf leeft ze van 80 dollar per week, door kortingsbonnen uit te knippen, aangereden dieren in de pan te gooien, en alimentatie van de vier vaders van haar vier kinderen te innen.
Kassa moet TLC gedacht hebben. Gekker kun je het niet krijgen.
En dus kijkt Amerika nu massaal naar dit asociale gezin dat van zichzelf beweert dat ze rednecks, nee, dysfunctionele rednecks zijn. We zien hen voor de camera boeren, winden laten en luizen vangen. We kijken toe terwijl Alana van haar moeder voor de avondmaaltijd spaghetti met ketchup en boter uit een plastic bakje voorgeschoteld krijgt, en ondertussen nonsens uitkraamt. Alles ondertiteld, want verstaanbaar voor de rest van Amerika praten kan niemand uit dit gezin. Alana wordt van het ene naar het andere tv-programma gesleurd om net zo gestoord te doen als er van haar wordt verwacht. Soms zakt ze weg, om dan op te veren en te roepen: „Ik ben Honey Boo Boo en ik ben een schoonheidskoningin!”
Alles kan hier in Amerika, het land dat vrijheid hoog in het vaandel heeft staan, en dus is er niemand die voor deze treurige mensententoonstelling een stokje steekt. Kijken zullen we naar de exploitatie van dit zevenjarige meisje. Lachen, tot het misgaat. Tot de diabetes inzet, de depressie, of wanneer ze net als haar puberzus en haar moeder zwanger wordt van een jongen die nooit meer iets van zich laat horen. Maar tegen die tijd is de cameraploeg alweer verder getrokken.
Verschenen in NRC Handelsblad, 13 augustus 2013