15-10-13

Illustratie Eliane Gerrits

Ik kan mijn ogen niet afhouden van de foto op de voorpagina vanThe New York Times van 11 oktober, naar aanleiding van het overlijden van een lid van de Mercury Seven, de eerste groep Amerikaanse astronauten. Het onderschrift luidt: Scott Carpenter wordt gefeliciteerd door president John F. Kennedy na zijn ruimtevlucht van drie rondjes om de aarde in 1962.

We zien twee keurig geknipte, goed in het pak gestoken mannen die elkaar energiek de hand schudden. De astronaut, trots omdat hij de droom van de president en met hem van heel het land heeft waargemaakt. De president, prettig gehaast omdat hij ongetwijfeld verder moet naar een volgende belangrijke afspraak. Zijn lichaam is al half weggedraaid van Carpenter.

Achter hen: een deel van het astronautengezin. Twee zoons, evenbeelden van hun vader, met even korte koppies en minicolberts. De moeder en een dochter, in Chaneloutfits. Beiden hebben zedig hun handen voor hun schoot gekruist. Het perfecte astronautengezin, op bezoek bij de perfecte president van het perfecte land. God had Amerika gezegend, het land had grote dingen bereikt.

Als kind kon ik even ademloos kijken naar de foto’s in Life over Amerika. Ik heb ze nog steeds, hier en daar gescheurd en wat verkreukeld. Paginagrote glamourfoto’s die het leven van de Kennedy’s vertelden als een waargebeurd sprookje. JFK als een jonge god, de knappe, slimme nummer één in het glanzend Witte Huis, omringd door zijn engelachtige kinderen. Zijn vrouw, als een telkens anders aangeklede pop, met een geheimzinnige glimlach die aan Mona Lisa deed denken. Voor mij, als meisje in Roermond, was Amerika een andere planeet, die over alles regeerde, inclusief de maan, waarop het trots zijn vlag vol sterren en strepen plantte.

Inmiddels weten we beter. Het was een tijd van façades. Het Witte Huis was niet het legendarische kasteel Camelot van koning Arthur, dat Jacky er zo graag in zag. Haar man bleek een pathologische rokkenjager. Het ideale gezin, zoals dat van de Carpenters op de foto, bestond ook niet. Al die huisvrouwen die op gepaste afstand achter hun kostwinner stonden, werden steeds depressiever in hun buitenwijken. Ze slikten massaal valium,mommy’s little helpers genoemd. Ze dronken zoete damesdrankjes als sherry en vermout om de dag door te komen.

Hun mannen, van wie zoveel verwacht werd, konden niet presteren zonder drank, slaapmiddelen en maîtresses… En toch, ondanks alle schijnheiligheid van toen, is er iets verloren gegaan. We geloofden in Amerika, en het heeft ons teleurgesteld.

Niets is er over van het vooruitgangsdenken. Zelden vragen mensen nog: wat kan ik doen voor mijn land? Ze vragen wat het land voor hen kan doen. De wij-generatie werd een mij-generatie. De babyboomers, de meest bevoorrechte generatie, de meest verwende generatie. Het kapitalisme liep uit de hand, met consequenties voor milieu en klimaat. De inkomensongelijkheid holde het sociale contract uit. Amerika is niet meer het voorbeeld voor de hele wereld, het kan zijn eigen problemen nauwelijks aan. De federale overheid zit al twee weken op slot en het land stevent blind op een nieuwe financiële crisis aan.

De foto van de astronaut is een symbool van een andere tijd. Alleen de 92-jarige John Glenn rest ons nog van de helden van de Mercury Seven. Stoere ridders waren het, op weg naar hun luchtkasteel.

Verschenen in NRC Handelsblad, 15 oktober 2013