Illustratie Eliane Gerrits
De bewaker in de kiosk opent de hefbomen voor ons en even later rijden we over een lange oprijlaan langs bevroren vijvers en verstilde fonteinen. Het lijkt of we op een Frans landgoed zijn, maar dit is het hoofdkwartier van het farmaceutische bedrijf Bristol Myers Squibb. Vandaag rijd ik mee met Carolyn Biondi, de organisator van de voedselinzamelingsacties van de Crisis Ministry, een vrijwilligersorganisatie die eten aan de allerarmsten verschaft.
In het futuristische complex melden we ons bij de tot in de puntjes verzorgde receptioniste. De muur achter haar is versierd met pinguïns uitgedost als olijke kerstmannen. Een torenhoge kerstboom hangt vol gouden ornamenten en zacht klinkt We Wish You a Merry Christmas.
Plotseling komen uit alle richtingen mensen op ons af met volle boodschappentassen. Al dit eten is verzameld door de werknemers van dit bedrijf dat meedoet aan de voedselinzamelingsactie. Eenmaal buiten opent Carolyn de deur van de truck en begint de tassen in te laden. Ik zie pakken spaghetti, instant soep en heel veel potjes appelmoes. Aan het eind van de bedrijventocht stoppen we bij de school van mijn dochter, waar we opnieuw tassen vol eten in de truck laden. Ik vraag me af of ik de pot chocoladepasta nog zie die mijn dochter elke maand in de tas stopt voor de ‘arme kinderen’.
De korte autorit parachuteert me niet alleen in een andere stad, maar ook een andere eeuw. De tijd van Dickens en Zola, van schrijnende armoede vlakbij grote luxe. Na twintig minuten rijden komen we aan in Trenton, ooit een welvarende industriestad, nu een van de armste steden van Amerika, met hoge misdaad- en werkloosheidscijfers. Hier vind je leegstaande huizen in afbraakbuurten. Verkleumde mensen hangen bij elkaar op straat onder een enorme poster voor de New Jersey Staatsloterij. „Win 2.500 dollar per week voor de rest van je leven” staat er. Een op de vijf mensen in Trenton heeft niet genoeg te eten.
We betreden een bakstenen huis, het hoofdkwartier van de Crisis Ministry. Het hoofd van het programma ter preventie van honger begroet ons. Hij heet Mark Smith, maar iedereen noemt hem Mr. Crisis. Deze lange jongen , is de enige blanke die ik hier zal tegenkomen. Mark woont zelf in deze buurt. Iedereen kent hem en hij kent iedereen.
Opgewekt leidt hij ons rond door een zaal waar mensen in lange rijen zitten te wachten. Na het controleren van hun papieren kunnen ze onder begeleiding hun karretje vullen, alles volgens strikte regels. Zo mogen ze uit de categorie fruit twee stuks kiezen. De piepjonge moeder voor me, een baby op de arm, kiest twee blikjes appelmoes. Uit de categorie groente, waarvan één stuk toegestaan, kiest ze een blikje doperwtjes. Volgens Mark heeft ze nog een peuter en een zieke moeder thuis. Een keer per maand krijgen de armsten dit extraatje.
Aan het eind van een lange dag rijd ik naar mijn behaaglijke huis, terwijl de natte sneeuw tegen de voorruit slaat. De vervallen huizen van Trenton verdwijnen in mijn achteruitkijkspiegel. De woorden van Dickens echoën door mijn hoofd: „It was the best of times, it was the worst of times.” Ik denk aan de moeder die vandaag thuiskomt met haar extraatjes. Het beeld van de hongerige peuter en de zieke moeder aan tafel rond het potje appelmoes laat me niet los. De Crisis Ministry is hun spring of hope in deze winter of despair. En ik lust niet eens appelmoes.
Verschenen in NRC Handelsblad, 17 december 2013