28-2-14

Illustratie Eliane Gerrits

Dorothea is de eigenaar van Labyrinth Books, de enige kwaliteitsboekhandel in Princeton. Ze spreekt met een Duits accent, ook al is ze in Amerika geboren. Terwijl we tussen de schappen lopen, licht ze de naam toe: „Een labyrint is een plek om op zoek te gaan en in te verdwalen. Om kennis te verzamelen, tegenstrijdige ideeën tegen elkaar af te wegen en overtuigingen te vinden. Maar een labyrint zonder Minotaurus is alleen maar een doolhof. Boeken moeten je ook laten worstelen met het onbekende, met je eigen demonen, om er zo achter te komen wie je ten diepste bent.”

„De belangrijkste persoon in mijn leven”, vertelt ze, „is mijn grootmoeder Freya. Ze is in 2010 overleden, toen ze bijna honderd was.”

„Wat was je grootmoeder voor een vrouw?”, vraag ik.

„Ze was een raadsel”, vertelt ze, zorgvuldig formulerend. „Een volkomen vrije geest, die zich totaal niets aantrok van enige conventie. Een feministe die haar leven in dienst stelde van haar man en kinderen. Ze omhelsde met liefde, maar liet ook ruimte. Toen ik twaalf was en mijn moeder tot mijn ontsteltenis opnieuw in verwachting raakte, weigerde ik verder nog te eten. Ten langen leste brachten mijn wanhopige ouders me naar mijn grootmoeder. Freya drong op geen enkele manier op eten aan, maar verstopte voedsel op plekken waar ik me graag terugtrok.”

Dorothea is een telg uit de oude Pruisische adellijke familie Von Moltke. Haar verre voorvader veldmaarschalk Helmuth von Moltke, ook bekend als „de grote zwijger”, had eind negentiende eeuw de oorlogen tegen Denemarken, Oostenrijk en Frankrijk gewonnen. Bismarck had hem voor zijn verdiensten het slot Kreisau geschonken, nu in Polen gelegen. Het was hier dat haar grootouders, graaf Helmuth James von Moltke en zijn vrouw Freya, vanaf 1940 een groep politici en intellectuelen bijeenbrachten, velen met een aristocratische achtergrond, om plannen te maken voor een ander en beter Duitsland. Deze befaamde Kreisauer Kreis werd een van de belangrijkste verzetsbewegingen tegen de nazi’s. De beweging was nauw verwant met de militaire verzetsgroep rond Claus von Stauffenberg, die op 20 juli 1944 de beroemde bomaanslag op Hitler uitvoerde. Toen deze coup mislukte – de bom onder de tafel waar Hitler en zijn staf vergaderden ging af, maar veroorzaakte slechts lichte verwondingen bij de Führer – leidde het spoor al snel naar Kreisau en graaf Von Moltke. Deze was al eerder gevangen genomen, maar werd nu naar de beruchte Tegelgevangenis in Berlijn gebracht. Dankzij de priester aldaar, toevallig een mede Kreisau-lid, konden hij en zijn vrouw Freya dagelijks brieven uitwisselen. Tot op de dag dat hij, in januari 1945, werd terechtgesteld. Freya bleef in het verzet actief.

Dorothea dwaalt door de gangen van haar eigen labyrint en pakt een boek uit de kast. „Dit is het dierbaarste boek in mijn winkel”, zegt ze. „Mijn grootmoeder besliste dat dit boek pas na haar dood mocht worden uitgegeven. Het was te persoonlijk. De brieven getuigden van hun hartstochtelijke liefde, in een tijd waarin die kansloos was.”

Voor ze het mij overhandigt, houdt ze het tegen haar hart. Afscheidsbrieven uit de Tegelgevangenis, september 1944 tot januari 1945. De gelijkenis van het portret van Freya op de voorkant met Dorothea is treffend: hetzelfde ontembare haar, lichte ogen, een vastberaden blik.

Die avond lees ik een van de brieven: „Dichter bij de dood kan men niet zijn, maar ook niet dichter bij de liefde.”

Ik zie Freya lopen door het labyrint, niet bang voor de Minotaurus.

Verschenen in NRC Handelsblad, 25 februari 2014