29-4-14

Illustratie Eliane Gerrits

Op de eerste warme lentedag komt een gezette, joviale man naast me zitten op een bankje in Central Park. „Howdy, ma’am!” Hij introduceert zich als Howard. Hij komt uit Texas, maar dat was me al duidelijk. Ja, ja, hij kent Amsterdam goed. Geweldige stad, alles kan er. Leuke mensen ook. Hij had er één dag doorgebracht, op de typerende manier waarop Amerikanen in een week Europa ‘doen’. Waar zijn we vandaag? Het is dinsdag, dit moet Amsterdam zijn.

Dan slaakt hij een diepe zucht. „Ik hoop dat ik nooit meer een voet in New York City hoef te zetten. Hier hebben ze altijd haast.” Hij neemt zijn honkbalpetje af, veegt het zweet van zijn voorhoofd en voegt eraan toe: „Je maakt hier vrienden, maar raakt ze even snel weer kwijt. En dat allemaal in een New Yorkse minuut.”

Alle minuten zijn eender, maar sommigen doen er korter over dan anderen. De New Yorkse minuut is de kortste die ik ken. Hoe lang hij precies duurt? Johnny Carson, de talkshowpresentator, zei ooit dat de New Yorkse minuut het interval is tussen het moment dat het licht op groen springt en de persoon achter je begint te toeteren. Maar in het licht van het nieuwste boek van Michael Lewis, Flash Boys, lijkt zelfs dat een eeuwigheid. Hij legt uit dat de New Yorkse minuut minder dan een nanoseconde duurt. Een miljardste van een seconde is de tijd die een handelaar op Wall Street nodig heeft om net iets sneller dan zijn collega een deal af te kunnen sluiten.

Om zo veel mogelijk uit hun minuut te halen, hebben New Yorkers altijd haast. Hun versnelling staat een tandje hoger. Wanneer je vanaf het Chryslergebouw naar beneden kijkt, beweegt de stad als een versneld afgespeelde film. Gebruikte Texaan Howard de uitdrukking op een negatieve manier, in New York daarentegen zijn ze trots op hun snelheid. Als de nieuwe burgemeester Bill de Blasio pizza eet met mes en vork, maakt men in een New Yorkse minuut gehakt van hem. Gotham op zijn beurt zit helemaal niet te wachten op slome Texanen als Howard.

De stad verfoeit de trage toeristen die de hardlopende inwoners voortdurend voor de voeten lopen. Die hun kostbare tijd verprutsen met praten, met om zich heen kijken, met oogcontact maken met vreemden. Die aarzelen voor ze de straat oversteken, in plaats van juist te versnellen. Echte New Yorkers zijn er trots op dat ze zonder te stoppen van A naar B kunnen lopen.

Alles wordt in de strijd geworpen om zoveel mogelijk in een minuut te proppen, hoe kort hij ook is. Laatst had iemand een krijtstreep over de stoep getrokken en zo het trottoir in tweeën gedeeld. Een fast lane voor New Yorkers en een boemelpad voor ronddwalende toeristen. Het idee begon als een grap, maar sloeg meteen aan. Er werd meteen ook maar een sms-baan gemaakt. Voor de hinderlijke stoepgebruiker die tijdens het wandelen graag sms’jes wil versturen en zo botsingen veroorzaakt.

Ik hou wel van die nerveuze drukte in deze wereldstad. Het spannende gevoel dat er altijd wat te beleven valt, het overweldigende verlangen overal deel van te willen uitmaken.Living in the fast lane, met of zonder krijtstreep op de stoep. Meelopend met de stroom mensen, zonder precies te weten waar A of B is, voel ik me een New Yorker. Tussen het getoeter van taxi’s en geroezemoes van de mensenmassa probeer ik mijn New Yorkse minuut zo lang mogelijk te laten duren.

Verschenen in NRC Handelsblad, 29 april 2014