Meestal emigreren Europeanen naar Amerika, maar soms maakt een eenzame cowboy de oversteek naar Europa, waar hij zich eindeloos te buiten kan gaan aan clichés: vechten in de saloon, jagen op bandieten, treurige liedjes op zijn mondharmonica spelen en sneller schieten dan zijn schaduw.
Vorige week liet mijn buurman me een stuk lezen dat hij aan het schrijven is over de wapencultuur in Amerika. Misschien wilde ik er even naar kijken? Het miste nog iets, maar wat? Mijn antwoord was duidelijk: Lucky Luke!
„Je kunt eigenlijk niet om Lucky Luke heen als je schrijft over pistolen en geweren”, zei ik.
„Om wie?”, vroeg hij.
„Lucky Luke, je weet wel, de cowboy die sneller schiet dan zijn schaduw.” Maar buurman had nooit van deze papieren held gehoord, noch van zijn oerdomme hond Rataplan of zijn trouwe paard Jolly Jumper. Hij informeerde zelfs bij een Princeton hoogleraar, gespecialiseerd in de geschiedenis van het Amerikaanse westen, maar ook zij kende de Belgische cowboy uit het Wilde Oosten niet.
Hij beet zich erin vast. Hij moest en zou Lucky Luke ontmoeten.
„Ik ben nu de trotse bezitter van Lucky Luke nr. 31, Tortilla’s voor de Daltons, gepubliceerd in 1970”, schreef hij me. „Je hoort nog van me.”
Lucky en consorten werden door de vertaalmachine gehaald. De volgende ochtend staat buurman op de stoep. Met zijn strip. Geschokt is hij, deze toch ruimdenkende journalist. „Alleen dit al”, zegt hij, wijzend naar de voorkant. „Ik zie vier mariachi-bandleden, met sombrero’s en vette snorren. Ze zingen zo vals dat de lamp, het raam en de fles tequila kapot springen.” Hij slaat de strip open. „En ze zitten ook allemaal in de gevangenis. Het lijkt getekend door een anti-Mexicaanse racist.” „En dan dit.” Hij toont me de laatste bladzij. „Een Afrikaanse Amerikaan, geschilderd, of beter gezegd, afgeschilderd als een blackface!” Onze brede maatschappelijke discussie over Sint en Piet was hem niet ontgaan. „Je begrijpt toch wel dat dit allemaal een parodie is”, werp ik tegen. „Parodie of niet”, snuift hij. „Hier zou dit tot een rel leiden.”
„Het Wilde Westen is heilig voor ons”, zegt hij. „Daar steken we de draak niet mee. De hoofdpersoon in onze westerns is altijd een serieuze held, die zich aan de wet houdt. Hij rookt niet, drinkt niet, vloekt niet en is respectvol naar vrouwen.”
Buurman laat de strip achter. Met zoiets wil hij niet aangetroffen worden. Dead or alive.
Ik probeer me voor te stellen hoe ik zou reageren als ik zou ontdekken dat mijn Amerikaanse vrienden waren opgegroeid met een stripboek over een klompendansende Hansje Brinker die alleen kaas en bitterballen eet, terwijl hij al bierdrinkend aan de lopende band onoorbare Belgenmoppen tapt.
Niet dat je hier geen clichés over Europa aantreft. De zogenaamde Parijse crêperie in het nabije winkelcentrum kan onbeperkt accordeonmuziek en alpinopetten opvoeren. Geen Parijzenaar zal er ooit een voet in zetten.
Aldus gaan de clichés de Atlantische Oceaan over en weer, als de bal in een tenniswedstrijd. Zo was de poor lonesome comboy even een long long way from home, weg uit België, terug zijn oude vaderland.
Niet zo welkom, blijkt dus. Maar geen karikatuur zo snel of zijn schaduw achterhaalt hem wel. Dus is Lucky weer terug in de lage landen. Besmeurd met pek en veren.
Verschenen in NRC Handelsblad, 22 april 2014
Just saw these — a friend alerted me. Excellent pieces — great fun, on a subject that’s partly one of mine. I read the weekly NRC/Handelsblad but you’re not in there. Wish you were!
Manfred Wolf