Illustratie Eliane Gerrits
“Mag ik alsjeblieft wat chocolade-ijs?”, vraagt Abigail, de dertienjarige vriendin van mijn even oude dochter. Ze verslikt zich, stopt abrupt, en kijkt me verschrikt aan. „Oeps, het spijt me zo”, zegt ze, „ik vergat mijn meisjesstem te gebruiken.”
Zodra mijn dochter hier naar school ging, begon ze anders te praten. Van nature heeft ze een lage stem, maar nu sprak ze ineens een octaaf hoger. Het klonk alsof ze weer het kleine meisje van weleer was. En niet alleen dat, ze gooide er net als haar vriendinnen allerlei zogenoemde Valleyspeak uitdrukkingen tussendoor: OMG (Oh Em Gie), like, totally, whatever.
Daar kwam ook nog de merkwaardige gewoonte bij om vrijwel elke zin te eindigen met een onzichtbaar vraagteken. „OMG, ik was, zeg maar, totaal blij dat ik jou zag op dat feestje? Die groene jurk is helemaal, eh geweldig?” En dat ook als ze helemaal niet blij zijn elkaar te zien, noch de jurk leuk vinden. Dat blijkt later dan weer, als ze dicht tegen elkaar zitten te roddelen, nu met een lage fluisterstem.
De meisjes wekken door zo te praten de indruk onzeker te zijn. Het is alsof ze zich voortdurend verontschuldigen. Dit staat in groot contrast tot mijn dochters gedrag. Als ze iets niet is, is het wel onzeker. Aan zelfvertrouwen geen gebrek.
„Mag ik alsjeblieft wat chocolade-ijs?”, herhaalt Abigail haar vraag, nu een toontje hoger.
Non-verbaal zegt ze: Ik vraag je nu wel iets, maar toch kun je mij niet beschuldigen van brutaliteit, oh nee zeg, stel je voor. Ik eis immers geen ijs, ik vraag het heel liefjes. Mij kun je dus niks kwalijk nemen. (En trouwens ook niets weigeren, hoe verwend ik eerder ook stampvoette toen ik mijn zin niet kreeg.) Mag ik nu mijn ijs? Ik ben namelijk, kijk maar naar me, cute.
Schattig, dat is de zoete stroop die over alles en iedereen wordt gegoten. Nu kunnen meisjes tot een jaar of zes nog wel wegkomen met schattigheid. Als ze hun voortanden aan het wisselen zijn en lief lispelend prinsesje spelen. Maar daarna houdt het op. Dan is het ronduit ergerlijk.
Nog vreemder is dat veel volwassen vrouwen die hoge stem gebruiken. Ik krijg hier regelmatig een moeder aan de deur die met een vergelijkbare piepstem tegen me praat. Inclusief Valleyspeak en het omhooggaan aan het einde van een zin. En ook zij gebruiken zo vaak het woordje like dat elke zin er onder lijkt te bezwijken.
Eigenlijk vind ik die stemmetjes eerlijk gezegd best wel, zeg maar, een beetje soort van eh, totaal, eh, irritant? Zo ook bij deze schat van een Abigail. Ik kan het dan ook niet nalaten er een opmerking over te maken.
„Je kunt ook gewoon vragen wat je wilt, Abigail”, zeg ik.
Ze staart me ongelovig aan.
„Dat zou zó, eh, raar zijn”, antwoordt ze. „Dan kom ik, zeg maar, eh” – de stem gaat omhoog – „brutaal over?”
„Ik vond je niet brutaal hoor, met je gewone stem”, zeg ik.
„Het is nu eenmaal niet schattig!”, bitst ze, nu met uitroepteken.
Ik kijk haar na als ze met haar bakje ijs naar buiten slentert. Schattig is zeker niet het woord voor deze puber met haar smokey eyes, vuurrood gestifte lippen en korte shirtje.
„Ik kom er aan, Abi?”, roept mijn dochter haar na in haar hoge meisjesstem. „Ik wil aardbeienijs”, gaat ze in één adem verder, nu in haar lage bas, en trekt met een ferme ruk de ijskast open.
Verschenen in NRC Handelsblad, 20 mei 2014